BOMEN OP BUITENZORG (I)

Door Gerrit Mol

We beginnen met de oudste boom op Buitenzorg. De boom die het ‘decor’ is van het ‘Simon Vinkenoog Theater bij de Boom’.
De boom die er volgens de overlevering al stond toen de volkstuin er nog niet was. Hij zou dan 110 jaar oud zijn, of ouder. (Er is een manier en formule voor om dat te berekenen.) Dit is de boom die in de opsomming van bomen op Buitenzorg genoteerd staat als ‘A’, de eerste boom.
In het voorjaar loopt de boom uit met rode knoppen. Vaak is de bast nog groen van de algen. En als je dan een blauwe lucht hebt dan heb je een droomlandschap boven je hoofd.

tuin-nul
De grote zilveresdoorn met daaronder het Vinkenoog Theater

We hebben het hier over de witte esdoorn of zilveresdoorn (Acer saccharinum, synoniem: Acer dasycarpum, niet te verwarren met de Acer saccharum of suikeresdoorn). Het is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De plant komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten. De plant wordt tot 30 meter hoog. De takken groeien eerst opgaand en worden later afhangend en breekbaar.
De bladeren zijn diep vijflobbig, tot de helft ingesneden, 8 tot 14 centimeter breed en ze hebben een witte onderkant. De middelste lob is tweemaal zo lang als breed. De bladrand is dubbelgezaagd.
De plant bloeit in maart en april bij het uitlopen van de bladeren. De bloemen zijn groenachtig. Ze hebben geen kroonbladeren en ontstaan in kleine trosjes uit de zijknoppen. De vruchtvleugels vormen een stompe hoek.
Acer saccharinum ‘Laciniatum’ is een grote cultivar met sterke en sierlijk overhangende takken in een losse kroon. Deze heeft grote bladeren met diep ingesneden, smalle, scherpgezaagde lobben. Het is een zeer windgevoelige boom.

Of hebben we het over ..?
De Noorse esdoorn (Acer platanoides), een plant uit de zeepboom-familie (Sapindaceae). De boom wordt tot 30 meter hoog. De schors is donkergrijs en niet afbladderend, maar vaak wel overlangs gekerfd.

Bladeren van de Noorse esdoorn

De plant heeft bruine knoppen die kleiner zijn dan die van de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). De bladeren ontstaan in april en hebben niet-gezaagde bladranden. De lobben lopen in fijne punten uit en de inkepingen zijn stomp. De bladsteel heeft melksap. De bloeiwijzen verschijnen eerder dan het blad. De vleugels van de vruchten staan ongeveer in elkaars verlengde en vormen een stompe hoek. Bij harde wind kunnen de vruchten tot duizend meter hoog in de lucht opstijgen en tot 4 kilometer ver worden weggeblazen. Het bladverlies verloopt van boven naar onder.

Bast van de Noorse esdoorn
Toepassing
Het hout van de Noorse esdoorn wordt gebruikt voor meubels, vloeren en muziek-instrumenten. Stradivarius gebruikte het hout van de Noorse esdoorn voor de rugzijde van zijn violen. De plant wordt dikwijls als sierboom aangeplant.

Ziekte
Het blad vertoont vaak zwarte vlekken, veroorzaakt door de schimmelziekte Rhytisma acerinum, die op het afgevallen blad overwintert. Op vondsten uit het Tertiair komt deze schimmel al op het blad van deze esdoorn voor.

Over grassen en zo

Toen ik jong was, heel lang geleden, zat ik op de Tuinbouwschool. Die school stond middenin een woonwijk in Scheveningen. Als we praktijkles kregen moesten we ons een eind verplaatsen en bijna altijd namen we dan de route door het Westbroekpark. Daar vind je ook het rosarium. Dat was de plek waar één van mijn klasgenoten graag kwam. Zijn vader kweekte rozen. Maar op een middag liepen we anders en we passeerden een heuveltje waar heel veel planten stonden te bloeien. Een deel van ons groepje vond dat mooi. De anderen vonden het allemaal onkruid. We raakten met elkaar in gesprek over wat dat was, ‘onkruid’.

We kwamen er niet uit, en dus vroegen we het aan onze praktijkbegeleider, onze leraar. Hij was een ongelooflijke bron van kennis. We wandelden met hem naar die heuvel, en bij elke plant die we aanwezen – ‘Niet plukken, ik zie het zo ook wel!’ – wist hij de naam en er iets over te vertellen.
‘Kijk,’ zei hij, ‘onkruid is, denk ik, een plant die groeit op een plek waar je hem niet wilt hebben. Een roos in een veld met Dahlia’s kan onkruid zijn. En een Dahlia in een veld met rozen ook. Maar misschien wil je juist Dahlia’s en rozen samen laten groeien. Dan is het dus geen onkruid. De vraag is dus: wat wíl je? Op deze heuvel staat niets wat er niet zou moeten zijn. Dus het is een wild bloemenboeket met gras. Ik denk dat het zo bedoeld is. Ik vind het mooi. Iets wat er niet zou moeten zijn, zou snel overwoekerd raken door een sterkere plant. De balans vinden. Dat is heel lastig en moeilijk. Ik denk dat er in Nederland zo’n 120 soorten gras zijn. In het wild dan.’

‘Er zijn drie hoofdtypes,’ vervolgde hij, ‘als jullie die nu eens uit het hoofd leren. Het zijn: ‘Russen’, ‘Cypergrassen’ en wat we gras noemen (Poaceae of Gramineae), dat zijn onze granen en weidegrassen. Ze hebben mooie namen: Bevertjes, Zegge (ook in het blauw), Smele, Bies, Buntgras (in de duinen), Wollegras (in moerassen), Vossenstraat … Echt heel erg veel.’
Ik heb een vraag: is mais ook een gras? Daar hebben we het die middag best lang over gehad. Over de vraag wat onkruid was niet meer. Ook niet of je het moest bestrijden. En die vraag kom je natuurlijk steeds weer tegen: moet je onkruid bestrijden? En wat ís dat dan: onkruid?

Zevenblad

Ik heb het nu een aantal keren meegemaakt dat mensen een tuin kregen op ons volkstuincomplex, en dat waren vaak mensen die nog niet eerder een tuin hadden gehad. Of het waren mensen die zich op een balkon te buiten waren gegaan aan het kweken van planten in potten. Wat erg leuk is en waar niets op tegen is. Maar nu hadden ze een tuin en soms luisterden ze naar het advies om het eerste jaar gewoon eens te kijken wat er opkomt in die tuin. Wat staat er, en wat doet het er goed? En vind je het mooi?

Zevenblad
Mensen vertelden dan dat ze zulke leuke bloemen in de tuin hadden, een heel veld vol. Ervaren tuinders gingen dan al vaak bedenkelijk kijken. En ja hoor, ze hadden zevenblad in de tuin. Best veel zevenblad.
Dat werd ze dan uitvoerig verteld. Hun aanvankelijke blijdschap om die leuke bloemen en die weelderige groei werd fors ingedamd.

Jaren geleden was ik eens op bezoek bij de Vijvertuinen van Ada Hofman. Als je die tuin betreedt, stuit je op een muur van gestapelde stenen met vakken voor planten. Je kunt dus een horizontale beplante muur maken. In die muur was een gedeelte beplant met zevenblad. Dit was wel een bijzondere soort, want het had een heel mooi wit patroon in zijn bladeren. Het was een variatie.
Je zag mensen nieuwsgierig die tuin betreden, en je zag mensen schrikken als ze het zevenblad ontdekten. Was dat wel goed?
Nu stond het keurig in potten, dus het kon niet woekeren. En als je de bloemen er op tijd uitknipt en het geen zaad maakt kan het zich ook op die manier niet vermeerderen. Je hebt er iets meer werk aan, maar dan is het heel goed te doen.

Zevenblad hebben is dus niet erg. Als je de bloemen er maar uitknipt. En als je maar zorgt dat het niet verder kan woekeren dan tot waar jij het wilt hebben. Daarvoor moet je dus tuinieren. Je tuin bijhouden. Een soort controle houden. Helemaal lukken, ik geloof daar niet in.
Zevenblad kun je ook eten. Je kan het roerbakken, de bladeren kun je gebruiken voor een vorm van pesto. (De smaak is natuurlijk wel iets anders, maar goed te doen.) Dus bestrijd het onkruid en eet het. Niet de plant maar het woekeren, dat is het probleem.

Zegge, en schrijven

Ooit heb ik eens een tuin mogen ontwerpen en daarin wilden de eigenaren per se twee lange, grote verhoogde bakken met daarin zegge. Ik heb van alles aangedragen als alternatief, maar ze hadden het ooit bij vrienden gezien en dat wilden zij ook. In elke brief die ik aan hen schreef en bij het overzicht hoe met de tuin om te gaan heb ik, tot vervelens toe, gezegd dat ze moesten zorgen dat die zegge geen zaad moest mogen maken. Knip het er op tijd uit. Anders doe je heel lang weinig anders dan jonge zegge trekken. En ook dat laat zich best gemakkelijk verwijderen (als het jong is!), maar je geeft jezelf wel heel veel extra werk. Dat ging dus drie jaar goed. Toen ze het vierde jaar van vakantie terug waren was de zegge klaar met bloeien en zaad maken. Dat hebben ze geweten.
Later hoorde ik dat die vrienden jaren eerder de zegge om die reden (ook?) hadden weggehaald.

Toen ik op de tuinbouwschool zat en we elk jaar bij de ‘beroepskeuze presentatie’ (‘Kom naar onze school; we zijn leuk!’) planten verspeende om mee te geven aan bezoekers, waren op een gegeven moment de te verspenen planten op. Een klasgenoot kwam met planten van buiten. Dat was zevenblad. Dat hebben we toen toch maar niet gepoot en weggegeven.
Vervolgens stelde iemand brandnetels voor, en daar had ik minder moeite mee. Laat er enkele in een verborgen hoekje van je tuin staan. Het is voor heel veel vlinders een waardplant. Die hebben ze nodig! Daar leggen ze eitjes op. Jong blad van brandnetels kun je ook eten en er heerlijke soep van koken. Knip het overbodige af, en zet het in een emmer met koud water. Wacht drie weken. En begiet hier je planten mee. Ze vinden het verrukkelijk. Het zit vol met goede stoffen voor planten in de groei.
Maar let op, zet die emmer niet te dicht bij je terras. Het stinkt namelijk enorm.

Maisveld

En o ja, voor ik het vergeet: mais is een grassoort. Een soort van gras.

juni/juli 2022


BOMEN OP BUITENZORG (II)

Door Gerrit Mol

Anna Paulownaboom (Paulownia tomentosa)

De Anna Paulownaboom (Paulownia tomentosa) of Keizersboom is een bladverliezende loofboom uit de familie Paulowniaceae. De boom heeft zijn oorsprong in China en wordt in veel delen van de wereld gebruikt als sierboom. Direct bij binnenkomst op ons tuinpark ziet u drie van deze bomen. U kunt ze niet missen.

Hoe zijn we aan deze bomen gekomen?
Op een dag wandelde een tuinder van Buitenzorg door Parijs. Daar was een straat waar deze bomen mooi en groot en in volle bloei stonden. Hij was van ze onder de indruk. Toen hij daar in het najaar weer wandelde, zag hij de zaaddozen hangen. Hij heeft er enkele van mee naar Buitenzorg genomen en heeft de zaden geplant. En ze kwamen uit.
David Meijer Du Jardin, zo heette deze tuinder, heeft toen drie exemplaren van die zaailingen aan ons complex geschonken. En ze staan er nog steeds. Ook deze bomen hebben alweer zaad geleverd waar nieuwe bomen uit zijn opgekweekt. Een daarvan staat nu op Tuinpark Ons Buiten, een andere op Tuinpark Water-Land in Almere, een weer een andere zaailing staat in de voortuin van de Nieuwendammerdijk 300.
De boom bloeit in het voorjaar met violet-blauwe bloemen. Het verhaal gaat dat Anna Paulowna, de koningin, erg van violet-blauw hield, en daarom hebben ze de boom naar haar vernoemd.

Wat is het voor soort boom?
De Anna Paulownaboom is een snelgroeiende boom en wordt 10 tot 25 meter hoog (gemiddeld 15 meter). Hij heeft een brede kroon en een gladde of licht gestreepte, grijsbruine bast.

De hartvormige, trompetboom-achtige bladeren staan kruiswijs tegenoverstaand gerangschikt en hebben meestal een gladde rand. Ze zijn relatief groot; de bladschijf meet 15 tot 35 bij 30 centimeter en de bladsteel 8 tot 20 centimeter. De bladeren van jonge scheuten zijn soms aanzienlijk groter. Sommige bladeren, en dan met name de grote exemplaren, hebben grote tanden of onduidelijke lobben.
In de nazomer verschijnen de ronde, viltige, bruine bloemknoppen. De bloeiperiode is in april en mei, nog voor het uitlopen van de bladeren. De bloeiwijze lijkt sterk op die van vingerhoedskruid. De tweeslachtige bloemen groeien in geurige pluimen van 10 tot 30 centimeter lang. Elke bloem heeft een klokvormige bloemkroon van vijf à zes centimeter lang, waarvan de zoom vijf ongelijke lobben heeft. De bloemkroon is violet of roze en is aan de binnenzijde geel gestreept.
Tussen augustus en oktober groeien aan de volgroeide takken leerachtige, bruine doosvruchten. De eivormige vrucht meet twee tot vier centimeter en heeft aan de onderzijde een spitse snavel. Wanneer de vrucht rijp is, splijt hij zich over de volle lengte open en laat een groot aantal kleine, gevleugelde zaden los. De lege zaaddozen blijven nog lange tijd aan de boom hangen.

Exoten / Planten op Buitenzorg

Wat is een exoot, en wanneer houdt iets op een exoot te zijn?

Een exoot is een soort die door mensen is losgelaten buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied. Het ‘natuurlijke verspreidingsgebied’ is het gebied waarbinnen de soort geëvolueerd is en zich zelfstandig heeft kunnen verspreiden. Volgens deze definitie suggereert de term ‘losgelaten’ opzettelijkheid. Dus, een exoot is de status van een organisme dat zich buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied heeft gevestigd in een gebied of land waar het oorspronkelijk niet vandaan komt. Voorbeelden hiervan zijn het konijn en de reuzenpad in Australië, het varken op Hawaï, de muskusrat, de Amerikaanse vogelkers en de waterpest in België en Nederland, het edelhert in Nieuw-Zeeland en de nijlbaars in het Victoriameer. De douglasspar is in Europa ook een exoot, maar wordt in Nederland sinds het verschijnen van de Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003 als een Nederlandse soort beschouwd. In het Nederlands Soortenregister heeft de douglasspar de status “exoot: inburgerend”.

Je kan er als exoot dus ook gewoon bij gaan horen. Inburgeren.

Als we alle planten die niet oorspronkelijk in Europa groeiden uit onze tuinen en ons verdere leven weg zouden laten dan zouden we een veel armer, minder kleurrijk bestand overhouden.
Dan zouden we nog steeds mooie tuinen kunnen aanleggen. En divers eten, maar het zou wel kariger zijn. Misschien zit daar de sleutel waarom we sommige dieren en planten exoten en blijven noemen en waarom we andere als natuurlijk beschouwen. Kunnen we ze gebruiken? Heeft het nut dat ze hier zijn en blijven? Het zijn mensen die dat bedenken. Het zal de planten en dieren zelf vaak een zorg zijn. Dat je de bestaande natuur schade kan aanbrengen is meer dan duidelijk. Kijk naar de konijnen en reuzepadden in Australië. Kijk naar de Japanse Duizendknoop in onze tuinen, de Amerikaanse Rivierkreeften in onze rivieren. Die laatsten zouden we nog kunnen gaan vangen en opeten. Maar daar moet eerst de tijd overheen.

Een definitie van een ex-exoot (heb ik wel eens gehoord) is dat hij is opgenomen in de (gewone) voedselketen. Halsbandparkieten zien er nog steeds heel buitenissig uit. Maar het blijkt dat de roofvogel-populatie in Nederland gegroeid is omdat deze roofvogels geleerd hebben dat je die parkieten kan vangen, kan opeten. Ze zijn begreep ik erg lekker, ze worden veel gegeten.
Ze horen er dus bij tegenwoordig. En ze schreeuwen er niet minder hard om. En niet iedereen zal het er mee eens zijn. Maar dieren passen zich ook gewoon aan aan de omstandigheden. In onze Noordzee komen steeds meer vissen voor die je eerder alleen in warmere wateren (de Middellandse zee) aantrof. Onze weidevogels, bijvoorbeeld de Grutto komt in Nederland steeds minder voor. Veel weidevelden zijn niet meer geschikt voor zijn leefwijze. (Alleen [productie]-gras geeft een groene woestijn zonder leven). De Grutto heeft in Nederland dus minder plek, maar de omstandigheden zijn ook anders. In de Scandinavische landen komen steeds meer Grutto’s voor. Van 5000 naan 500000 las ik ergens. Wij krijgen misschien wel meer vogels uit Zuidelijke landen.

Goed. Waar leidt dit toe? Er zijn dus exoten die nuttig en bruikbaar zijn voor de natuur in Nederland. En er zijn er die we kweken en houden omdat we ze mooi vinden (of nuttig, zie het grasland hierboven) maar die verder niets bijdragen. Die geen voedsel zijn voor andere. Die niet echt een nieuwe bijdrage leveren in de rijkgeschakeerde natuur die ons omringt.
Maar ik wil hierbij een lans breken voor een exoot die wel iets toevoegt aan dat systeem van eten en gegeten worden. Ik bedoel de springbalsemien.
De wat? hoor ik u denken. Ja. De Springbalsemien. En ik zeg niet dat u nooit meer een balsemien zou mogen uittrekken. Ze hebben de neiging om met z’n honderden tegelijk op te komen. En u wilt niet een tuin met alleen maar balsemienen. (Dat is ook verarming, een soort woestijn kweken.)
Ik pleit er voor dat u ergens, op een door u gekozen plek er een stuk of twintig laat staan.
Waarom? Ik heb geleerd dat in periodes dat het heel warm is en er weinig regen valt, en de planten dus noodgedwongen wat indrogen, en daarom geen nectar meer afgeven voor de insecten die deze nectar komen eten, dat dan juist de springbalsemien dat nog wel doet. Dat heeft hij in het warmere klimaat waar hij vandaan komt geleerd. En onze insecten zijn u dus erg dankbaar als u hen ook in de warmste dagen van de zomer – En ‘O’ wat hebben we daar een zin in. Wat hebben we dat nodig – ook wat te eten gunt. Wat verkoeling.
Laat er daarom een paar staan. Bijeen om ze in de gaten te kunnen houden, hier en daar een, dat vinden de insecten minder leuk, dan moeten ze harder zoeken. Maar het werkt wel.

De eerlijkheid gebiedt mij ook om u het volgende te vertellen. Sinds 2 augustus 2017 is Balsemien op de lijst van verboden planten in de Europese Unie geplaatst door de Europese Commissie. Dat wil zeggen dat zaden van deze plant, evenals de plant zelf, niet meer verkocht mogen worden. Dat wil heus niet zeggen dat deze plant nu binnen no time nergens meer te zien zal zijn. En u zou moeten zorgen dat hij niet overal en eindeloos zijn zaad zou moeten kunnen ‘weg werpen’ (springen). Bij de commissie Natuurlijk Tuinieren doen imkers nog steeds hun best om dit te veranderen, daar deze plant dus een zegen voor met name de bijen is. We blijven het volgen.

De waarde van de plant zit hem er dus o.a. in dat hij in de zomer nog nectar aan insecten kan geven. Dat komt omdat hij heel veel water opneemt. Om hem heen is de grond gortdroog, en daarmee verdringt hij dus minder sterkte planten. We laten hem dus staan, maar alleen op de natste stukken van onze tuin. Uit verhoogde bakken en bij kwetsbare planten houden we de springbalsemien weg. Er mogen er dus best een paar staan. Op één plek. Hij is niet overal en altijd welkom.
Ook hier geldt: ken uw planten. En gebruik ze naar beste kunnen.

Moerasanemoon (Houttuynia cordata)

Nog een tip m.b.t. een plant die we op sommige tuinen van Buitenzorg tegen komen. Een die ook kan woekeren. We hebben het over de Houttuynia cordata. Deze plant, ook bekend onder de naam Moerasanemoon, wordt vooral in de tuin gebruikt vanwege het decoratieve blad. Toch zijn de witte bloemen van Houttuynia cordata ook niet onaardig.

Houttuynia cordata bloeit in de periode juli-september en bereikt een hoogte van 30-40 cm. Houttuynia cordata kan gaan woekeren en kan dan ook het beste toegepast worden op plaatsen waar dit toegestaan is.
De standplaats van Houttuynia cordata dient zonnig te zijn (bij een vochthoudende bodem) maar in de halfschaduw zal deze plant ook goed groeien. Moerasanemoon kan bijvoorbeeld toegepast worden aan de rand van een vijver.

Wat sommige mensen niet weten is dat deze plant een sterk reinigende werking heeft. Neem een stengel van de plant (er is genoeg) en kneus de bladeren flink. Doe dit in een vaas waar u snijbloemen in zet. En het water blijft fris, gezond, en de bloemen blijven enkele dagen langer goed!
Toch handig om te weten.

augustus/september 2022